Interview Salomon Bouman – Oud-Israël correspondent NRC

‘Ik had gehoopt dat uit het verdriet van de Holocaust een betere wereld zou ontstaan’


Salomon Bouman, oud-Israël correspondent NRC

‘Ik ben journalist geworden omdat ik wilde reizen om de wereld te begrijpen.’ Na een getekende jeugd stapt Salomon Bouman (1937) in 1966 op de boot naar Israël. Daar doet hij bijna vier decennia lang verslag van drie oorlogen, twee intifada’s en drie vredesakkoorden. En ontelbare andere gebeurtenissen. Voor de liefde komt hij in 2002 terug naar Nederland. Of hij de wereld inmiddels begrijpt?

‘Je kunt de wereld niet begrijpen, mensen zijn onvoorspelbaar. In de Tweede Wereldoorlog zit ik ondergedoken bij een kinderloos echtpaar op een boerderij in ’t Zand in de buurt van Alkmaar. In 1944 worden daar twee Duitse soldaten ingekwartierd. Een van hen pakt mij op een gegeven moment vast en zet mij op zijn schoot en zegt: ‘Du bist ein Jude.’ Niet verwonderlijk, ik was klein en donker en leek totaal niet op mijn onderduikouders. Ik ben me rot geschrokken. Een paar dagen later roept hij mij weer bij zich, trekt zijn portemonnee en laat een foto van drie blonde meisjes zien. Hij wijst ernaar en zegt: ‘Das sind meine Töchter. Gehe!’ Het is zijn manier om te zeggen dat hij me niets zal doen. Volstrekt onvoorspelbaar, dat had natuurlijk heel anders kunnen aflopen.’

Wij leiden geen officieren op voor het Israëlische leger

‘Na de oorlog blijkt de hele familie van mijn moeder te zijn vermoord, van mijn vaders kant is alleen een zus over. Hierdoor had ik het gevoel dat er in Nederland geen plaats voor mij was. Als ik dan ook op de radio hoor over het delingsplan van de Verenigde Naties voor Palestina besluit ik dat ik naar Israël zal gaan. En door het NRC-abonnement dat ik op mijn dertiende voor mijn bar mitswa krijg, weet ik dat ik journalist zal worden. Maar ik moet eerst nog in militaire dienst. Ik meld mij aan voor de officiersopleiding waar ik voor een selectiecommissie van hoge militairen moet vertellen waarom ik officier wil worden. ‘Omdat ik dan nog wat leer dat ik in Israël kan gebruiken.’ Hoewel mij te kennen wordt gegeven dat het niet de bedoeling is om officieren voor het Israëlische leger op te leiden, word ik tot mijn stomme verbazing toch toegelaten. Waarschijnlijk omdat Israël in die tijd op veel sympathie kan rekenen in Nederland. Wat dat betreft is er nu sprake van een duidelijke kentering. Met haar ultrarechtse regering dreigt Israël zichzelf buiten de democratische wereldorde te plaatsen. Zeker nu het hooggerechtshof haar bevoegdheid zou kunnen verliezen om wetten te toetsen. Er zijn weliswaar enorme protesten, maar de regering heeft een kleine meerderheid in het parlement die deze wijziging toch kan doordrukken.’

Bijna burgeroorlog

‘De huidige politieke situatie is het resultaat van een machtsstrijd die al sinds de stichting van de staat Israël speelt tussen de nationalistische revisionisten, die de grenzen van het delingsplan van Palestina van de Verenigde Naties nooit hebben erkend, en de socialistische stroming die deze grenzen wel aanvaardt. In 1948 leidt dat zelfs bijna tot een burgeroorlog tussen de Irgoen, de paramilitaire fractie van de revisionisten onder leiding van Begin, en het officiële Israëlische Defensieleger (IDF) van de tijdelijke regering onder leiding van David Ben-Gurion. Om een mogelijke burgeroorlog te voorkomen, laat Ben-Gurion de Altalena, een schip dat wapens smokkelt voor de Irgoen, voor de kust van Tel Aviv bombarderen.’

‘In 1967 heb ik de enorme emotie gezien die vrijkwam bij de Klaagmuur bij de ‘bevrijding’ van Jeruzalem. Het is voor de Israëli een Messiaans moment met mystieke betekenis. Ze komen eindelijk weer thuis op de plek waar ze tweeduizend jaar eerder door de Romeinen zijn verdreven. Deze religieuze emotie speelt nog steeds. Zo wordt de rituele Pesach-maaltijd die de uittocht uit Egypte herdenkt, altijd afgesloten met een gebed dat eindigt met de woorden ’Volgend jaar in Jeruzalem’. Het drukt het eeuwenoude verlangen uit naar het gebied dat God het Joodse volk in de Bijbel heeft beloofd met Jeruzalem als centrum van het Joodse denken. Tijdens een interview dat ik kort na de Zesdaagse oorlog met Ben-Gurion heb, vertelt hij dat ze Oost-Jerusalem houden, maar de Westelijke Jordaanoever, de Golan Hoogvlakte en de Sinaï weer zullen afstaan. Dat is helaas anders gelopen. Op 17 mei 1977 sta ik vlak bij Begin als hij met zijn Likud-partij de verkiezingen wint van de in 1995 vermoorde Yitzhak Rabin. Het eerste wat hij zegt is: ‘Er zullen honderden nederzettingen worden gesticht.’ De huidige premier Netanjahu komt uit diezelfde wereld voort.’

Slapende reus

 ‘Dat interview met David Ben-Gurion komt overigens op een bijzondere manier tot stand. Nadat hij op een keer in Tel Aviv heeft gesproken, ben ik op hem afgestapt: ‘Ik wil u graag interviewen, is dat mogelijk?’ Hij is kort daarvoor door Koningin Juliana ontvangen en heeft Nederland hoog zitten, dus hij vindt het prima: ‘Kom morgen maar langs.’ Later bedenk ik mij dat ‘morgen’ een zaterdag is, sabbat voor de Joden. Het moet dus een vergissing zijn. Hoewel ik niet gelovig ben, wil ik hem op deze dag niet storen. Op zondag bel ik voor een nieuwe afspraak en krijg zijn vrouw aan de lijn. ‘Waar was je gisteren?’ Ik uitleggen dat ik uit respect voor de sabbat niet ben langsgekomen. ‘Wat? God bestaat niet, dat interview kun je wel vergeten!’  De volgende dag probeer ik het nog een keer en krijg haar weer aan de telefoon. ‘Ben je daar weer? Het gaat niet door!’ De dag erna krijg ik eindelijk Ben-Gurion zelf te pakken en die vindt het prima. Ik schrijf er een artikel over met de kop Vrede in Midden-Oosten hangt indirect af van rood China. Bijna profetisch in het licht van de huidige geopolitieke situatie. Ben-Gurion is bevriend met de leider van Birma. Van hem komt het inzicht dat China een slapende reus is die te zijner tijd wakker zal worden om een belangrijke rol te gaan spelen in de wereld.’

‘Toen de oorlog voorbij was, was ik niet blij’

‘Het liefste was ik direct na school naar Israël gegaan, maar ik kan mijn ouders niet achterlaten. Ze hebben alles verloren, ik had het gevoel dat ik bij ze in de buurt moest blijven. Mijn moeder komt uit een hecht Haags Joods gezin en had het iedere dag over haar zusjes, de familie en het theater waar ze naartoe gingen. Na het overlijden van mijn vader heeft ze haar levensverhaal in veertien dagen in één ruk op papier gezet. De laatste zin herinner ik mij nog goed: ‘Toen de oorlog voorbij was, was ik niet blij.’ Hoewel de onderduiktijd zwaar is geweest, wordt haar dan pas duidelijk dat iedereen is vermoord. De briefjes van het Rode Kruis blijven maar binnenstromen: die is dood, die is dood en die. Een opeenstapeling van dood. Dat heeft ook op mij een grote impact gehad.’

Een maand in de bibliotheek

‘Omdat ik Nederland wel kende en nogal francofiel was, ben ik na mijn diensttijd politieke wetenschappen gaan studeren aan L’institute d’études politiques de Paris. In eerste instantie werd ik afgewezen omdat mijn Frans onvoldoende was, maar na een zomer tussen de Parijzenaren te hebben doorgebracht, slaag ik voor het toelatingsexamen, le concours d’entrée. Anders dan in Nederland, ging het bij de Franse manier van studeren vooral om het analyseren en het construeren in de gedachtewereld. Alles ging volgens de zogenaamde ‘Conférance de methode’, een vast format waarbij je een afgerond verhaal van maximaal tien minuten over een bepaald onderwerp moet construeren met een entrée, drie blokken met overwegingen en een conclusie. Ontzettend wennen, voor mijn eerste exposé over Maximilien de Robespierre heb ik een maand in de bibliotheek gezeten. Ook het afsluitende mondelinge examen voor de studie ging volgens dit format, waarbij ik het onderwerp van het ‘exposée orale’ uit een hoge hoed moest trekken. Vervolgens kreeg ik een uur om m’n verhaal voor te bereiden waarna drie professoren mij aan een vragenvuur onderwierpen. Ontzettend zwaar maar leerzaam, deze aanpak heeft mij enorm geholpen bij mijn journalistieke werk. Na Parijs heb ik nog een jaar aan de John Hopkins University in Bologna gestudeerd. Een leuke tijd, maar inhoudelijk viel het niveau van deze ‘School for advanced international studies’ me nogal tegen. Ik sloot er wel vriendschap met Tiziano Terzani, de latere Azië-correspondent voor Der Spiegel en een van de grootste moderne Italiaanse schrijvers. Hij heeft mijn motief om journalist te worden – reizen door de wereld om de mensen te begrijpen – als Leidmotief overgenomen in zijn boeken.’

Een positieve reportage over Tito

‘Terug in Nederland blijkt het nog een behoorlijke sprong om vanuit de academische wereld journalist te worden. Ik begin bij het Parool – ik had er gesolliciteerd omdat het een verzetskrant was – en heb het journalistieke handwerk geleerd door heel veel interviews te doen. Al na twee maanden ging ik naar Belgrado in het voormalig Joegoslavië, voor een reportage over een interparlementaire conferentie die daar werd gehouden. Dat had nogal wat voeten in de aarde omdat het Parool zwaar anticommunistisch was. Hoofdredacteur en oud-verzetsman Sandberg verbiedt mij in eerste instantie om te gaan, maar geeft uiteindelijk toe omdat ik aangeef dat ik sowieso ga. Ik heb daar een redelijk positieve reportage over Tito gemaakt – dat was toch de man die zich van Rusland afkeerde – waar echter na redactie weinig van overblijft. Ze konden zich niet voorstellen dat er iets positiefs over Tito te melden viel. Ik kon er toen weinig tegenin brengen, was te junior. Het tweede jaar heb ik als parlementair verslaggever gewerkt en onder andere de nacht van Schmelzer verslagen. Maar uiteindelijk liep ik vast bij het Parool. Ik kon niet goed overweg met de sociale omgeving bij de krant, mijn collega’s zaten anders in elkaar dan ik. Tijd om naar Israël te vertrekken.’

Enorm veel geschreven

‘Na een eerste proefopdracht voor NRC – een interview met Makarios, president van de Republiek Cyprus en zijn Turkse vicepresident Küçük – kan ik als Israël-correspondent aan de slag. Niet in vaste dienst, dat wilde ik niet, omdat je als correspondent in vaste dienst na vijf jaar naar een ander land moet. Wel kreeg ik maandelijks een vast bedrag voor mijn werk. Met de Belgische krant De Standaard had ik een vergelijkbare afspraak met als groot voordeel dat zij dezelfde artikelen plaatsen als NRC. Ik heb enorm veel geschreven en kreeg daarvoor alle ruimte van de krant. En vanuit mijn standplaats Tel Aviv heb ik ook mijn voornemen om de hele wereld te bereizen uitgevoerd. Ik ben onder meer in Amerika, verschillende Afrikaanse landen, in Europese landen als Hongarije, Roemenië, Tsjechoslowakije en Duitsland geweest en natuurlijk in de Arabische landen.’

Enige Nederlander die het tegen de Rommel-divisie heeft opgenomen

‘Voor een van mijn reportages voor NRC kwam ik in Alexandrië in Egypte terecht. Zo’n 200 overlevenden van de Duitse Rommel-divisie waren daar met hun vrouwen in het Palestina-hotel bijeengekomen voor een ceremoniële herdenking van de historische slag bij El Alamein in 1942. Bij die cruciale slag werd de Rommel-brigade door de geallieerden in de pan gehakt waardoor hun Noord-Afrikaanse veldtocht tot stilstand kwam. Tijdens het officiële herdenkingsdiner van de heren met hun dames heb ik mij voorgesteld als Nederlandse journalist. En ja, ik mag aanschuiven. Maar het wordt al snel onaangenaam als ik zeg dat zij de slag om Al Alamein hebben verloren. Ik krijg de hele Rommel-brigade over me heen. Want Nein!, ze hebben de slag niet verloren, het is een ‘Material Niederlage’ geweest, ze zaten zonder brandstof. Ze konden hun verlies nog steeds niet toegeven. ‘En wat de Amerikanen in Vietnam hebben gedaan, is trouwens veel erger dan wat de Duitsers de Joden hebben aangedaan!’ Maar ik blijf volhouden dat zij de slag hebben verloren, waardoor de spanning steeds verder oploopt. De kolonel van het Duitse Afrikakorps is zelfs zo van de kaart dat hij de tafel moet verlaten om over te geven. Uiteindelijk wordt mij te kennen gegeven dat ik voor mijn eigen veiligheid beter kan vertrekken. Dat heb ik toen maar gedaan, maar ik ben dus wel de enige Nederlander die het tegen de Rommel-divisie heeft opgenomen. ‘In het begin van mijn correspondentschap, voor de Zesdaagse Oorlog, heeft Israël nog niet veel nieuwswaarde, het is een jong land in opbouw. De zeshonderdduizend Joden die al voor de Tweede Wereldoorlog in Palestina wonen, hebben weinig van de oorlog meegekregen. Ze hebben daarom ook weinig begrip voor de verhalen van de voornamelijk Oost-Europese Holocaust-overlevenden die het land na de oorlog binnenkomen. Zij worden niet gehoord, de nationale therapie is aanpakken, er is een enorme energie om het land op te bouwen. Pas na de spectaculaire ontvoering in 1962 van Adolf Eichmann uit Argentinië en het daaropvolgende proces, krijgt de Holocaust historisch perspectief in Israël. Het is in feite de eerste bekentenis van een nazi. Vlak na de oorlog hadden we weliswaar de Neurenberg-processen, maar dat was een heel ander verhaal en een andere tijd.’

Vernietiging Egyptische luchtmacht

‘In ‘67 komt de grote ommezwaai door de Zesdaagse Oorlog die een enorm effect heeft op het jodendom en de wereld. Is Israël voor de oorlog nog strategisch verbonden met Frankrijk – de Israëlische luchtmacht vloog onder meer met Mirages – na de oorlog volgt een heroriëntatie op Amerika. De Gaulle heeft gewaarschuwd dat de Frans-Israëlische alliantie zou klappen, als Israël het eerste schot zou lossen tijdens de oplopende spanningen met haar buurlanden. Israël slaat deze waarschuwing in de lucht en geeft met de preventieve vernietiging van de Egyptische luchtmacht het startschot voor de Zesdaagse Oorlog. De breuk met Frankrijk betekent een enorme impuls voor het Amerikaanse jodendom. AIPAC, de machtige Joodse lobby in Amerika, heef daarbij een belangrijke rol gespeeld. Zelfs met de huidige dramatische situatie in Israël, moet Biden behoedzaam manoeuvreren om de Joodse stemmen niet te verliezen. Het is een macht om rekening mee te houden.’

‘Na de overwinning in de Zesdaagse Oorlog komt ook de immigratie uit het Westen op gang. Waren de eerste immigranten vooral berooide Oost-Europese Joden, nu kwamen ook mensen met kapitaal het land binnen. Israël werd algemeen beschouwd als een wonderland: in 1948 werd de staat Israël met slechts zeshonderdduizend Joodse inwoners gesticht in een vijandige omgeving, in 1967 heeft het land een ongelooflijke overwinning geboekt op een Arabische overmacht en in 1973 heeft het haar tegenstanders, die het land op de heiligste dag van de Joodse kalender binnenvallen, het hoofd weten te bieden. Die oorlog is weliswaar niet gewonnen maar ook niet verloren. Deze drie wonderen hebben ook politieke consequenties: het sterkt de nationalistische revisionisten in de gedachte dat God met hen is en dat ze de Westelijke Jordaanoever kunnen gaan koloniseren. Een proces dat met de bouw van nederzettingen rond de Palestijnse steden Ramalah en Hebron in 1977 in gang wordt gezet. Tien jaar later breekt de eerste intifada uit als uiting van verzet tegen de nederzettingenpolitiek. Dat weet ik van binnenuit, ik had veel Palestijnse vrienden die in het verzet zaten.’

Verraad duurt voort tot de dag van vandaag

‘Uit die intifada is het vredesproces voortgekomen met de Camp David-akkoorden als sluitstuk. Deze zijn uiteindelijk ondermijnd door een protocol dat bepaalde dat Israël en Egypte moesten onderhandelen over Palestijnse bestuursautonomie. Zowel Israël als Egypte hebben die onderhandelingen doelbewust getorpedeerd. De Palestijnse kwestie is dus ook door de Arabieren verraden. En dat verraad duurt voort tot op de dag van vandaag: Koeweit, de Emiraten, Saoedi-Arabië en andere Arabische landen sluiten verdragen met Israël en steken geen poot uit voor de Palestijnen. De Palestijnen zijn het meest ontwikkelde volk onder de Arabieren omdat ze lange tijd onder Brits mandaat en Israël hebben geleefd en daarmee de moderniteit hebben geïncorporeerd. Ten tijde van de intifada zijn ze voor democratie, en daar moet je bij de Arabische leiders niet mee aankomen, die hebben daar niks mee.’

Het land is te jong voor conventies

‘Ik heb 36 jaar met veel plezier voor NRC gewerkt. Ik kon goed opschieten met André Spoor, veruit de beste hoofdredacteur, hij heeft de krant groot gemaakt. Na hem heeft Ben Knapen het laten lopen, die was meer geïnteresseerd in de CDA-politiek. Ik heb altijd ruimte gekregen om mijn stukken te plaatsen en werkte daarbij samen met Carolien Roelands, Carolien de Gruyter en later met Joris Luyendijk die televisie deed. Sinds 2002 woon ik weer in Nederland met mijn vrouw Rose-Marie. Ik ontmoette haar toen ik in Nederland een lezing gaf. Ik heb een fantastisch huwelijk met haar. Zij heeft een vergelijkbare geschiedenis als ik en heeft als enige van haar familie de oorlog overleefd. Op dat vlak hebben wij een diepe connectie. In Israël ben ik getrouwd geweest met de onlangs overleden journaliste Willy Werkman met wie ik twee kinderen heb. Ons huwelijk liep helaas al snel vast. Ik ga nog vaak naar Israël om mijn kinderen en kleinkinderen te zien, ik heb er nog een huisje in de tuin van mijn zoon. Israël past goed bij mijn karakter, de mensen zijn benaderbaar, je maakt makkelijk contact en iedereen is open en direct. Het land is te jong voor conventies, voor vormelijkheid. Het zijn vrije mensen, de emoties vliegen je om de oren, het is allemaal een beetje ruw en rauw. Maar Israël voelt voor mij als thuis, al ben ik faliekant tegen nederzettingenpolitiek en de huidige verrechtsing. Begrijpen doe ik de wereld nog steeds niet, ik heb geleerd dat er niets te begrijpen valt. Ik had gehoopt dat uit het verdriet van de Holocaust een betere wereld zou ontstaan. Dat is niet gebeurd. Daarin ben ik erg teleurgesteld. Gelukkig ben ik heel levenskrachtig en heb een vrolijk karakter waardoor ik ermee kan leven.’