Interview Jessica Hooghiemstra – Freelance fotograaf

Je baan als jurist in London opzeggen voor een spannend en onzeker bestaan als freelance fotograaf. Jessica Hooghiemstra deed het en vond zichzelf keer op keer opnieuw uit. Inmiddels is zij een gerenommeerd portretfotograaf én onze huisfotograaf. We zijn dol op haar.


Midden: Jessica Hooghiemstra

“Na mijn eindexamen aan de Kees Boeke school in Bilthoven ben ik in 1984 in Utrecht rechten gaan studeren. Ik heb een creatieve kant, maar ook een rare ordeningsbehoefte. Goede match dus. Ik vond mijn studentenhuis leuk, maar verder was Utrecht toch vooral saai en weinig ambitieus. Daarom wilde ik na mijn afstuderen ook zo snel mogelijk weg. In ‘88 ben ik met twee grote koffers in het vliegtuig naar New York gestapt voor een master comparative jurisprudence aan de New York University (NYU). Wel geestig: New York was nog niet ‘schoongeveegd’ door Giuliani en de stad was nog behoorlijk crimineel. Ik had gelezen dat je als vrouw toch vooral midden op straat moest lopen om de kans op een overval te verkleinen. Veel gekker kun je het niet bedenken. Ik werd overigens, volgens goed gebruik, al in de taxi van JFK Airport naar de university dormitory, de campus op W3rd Street, door de taxichauffeur belazerd: 120 in plaats van 60 dollar. Welkom in NY.”

“New York was het begin van het goede leven, het was alles wat ik mij ervan had voorgesteld: groot, vrij, iedereen gelijk en zolang je maar in de juiste wijken bleef veel minder gevaarlijk dan iedereen dacht. De verscheidenheid was gigantisch en wil je met een vergiet op je kop over straat lopen, dan kijkt niemand daar raar van op. Ook de internationale groep studenten was een verademing: volwassener dan de studenten in Utrecht en superambitieus. Ze kwamen vooral uit Zuid-Amerika, China en Europa; heerlijk divers: trok je op de dormitory een deur open bij de Brazilianen, stonden ze met z’n allen te dansen: Ha Jessica, come in! Wat een feest!”

Als stagiaire bij het Supreme Court

“Na de master ben ik in 1989 aan de slag gegaan bij een klein advocatenkantoor: twee partners met een hele diverse praktijk. Niet de grote zaken, maar wel erg leerzaam. Zat ik als stagiaire met een autohandelaar bij het Supreme Court, krankzinnig! Ik heb een tijdje daarna besloten mijn New York bar exam te doen. Want als ik dat had, kon ik in New York blijven en hoefde ik niet terug naar Nederland voor de advocatuurstage. Je kunt er over de hele wereld mee aan de slag. In zo’n 5 maanden heb ik het hele Amerikaanse recht geleerd. Eerst naast mijn werk en de laatste 2 maanden 7 dagen per week van 8 uur ’s morgens tot elf uur ’s avonds. Ik heb nog nooit zo hard gestudeerd, ik kon geen boek meer zien. En ondertussen stapte ik ook over naar een groter kantoor met 45 man gespecialiseerd in intellectueel eigendom. Een soort sweat shop: ongelofelijk hard werken, veel uren maken. Alles eromheen was leuk en spannend: we vlogen in kleine vliegtuigjes en helikopers naar interessante klanten maar bottom line was het werk behoorlijk eentonig: contracten maken. Waar we in Nederland twee pagina’s nodig hebben gebruiken ze daar zestig pagina’s. Mijn collega’s vond ik vaak net ambtenaren met heel veel zitvlees. Ik ben weer om mij heen gaan kijken en kwam in gesprek met International Management Group (IMG) in London, een internationaal bedrijf dat als agent fungeerde van topsporters in de wereld, onder andere in tennis, golf en motorracing, en verantwoordelijk was voor het management van al hun sponsor- en financiële business inclusief de organisatie en exploitatie van toernooien en televisierechten. Ik zou er tussen 1991 en 1994 onder andere contracten maken voor tennissers als Andre Agassi, Pete Sampras en Monica Seles en golfer Nick Faldo.

“Vlak na mijn eerste sollicitatie bij IMG eind 1990, en een paar weken nadat ik hoorde dat ik geslaagd was voor het New York bar exam, overleed mijn vader. Ik ben halsoverkop naar Nederland teruggekeerd. Mijn vader was mijn grote held en zijn overlijden een intens groot verlies maar als oudste kind en jurist moest ik meteen in de regelmodus om de erfenis af te handelen. Dat viel tegen. Het bedrijf, dat bestond uit een goed lopende koffieautomatenbusiness en een driving rangecomplex met kleine golfbaan met 20 man personeel, bracht een grote verantwoordelijkheid met zich mee. Het heeft mij jaren gekost om de verkoop te realiseren. Ondertussen heb ik in 1991 een baan bij IMG aangenomen in London, en vloog ik eens in de 3 weken heen en weer omdat de procedures rond de erfenis zich voort bleven slepen. IMG was een mooie afleiding, ik wilde weg uit Nederland, was nog altijd erg verdrietig. En London vond ik minder leuk dan New York.”

“In dat eerste jaar in Londen stond ik op een avond in een regenachtig London op een deur te bonken, op zoek naar de conciërge van mijn appartementencomplex omdat ik mijn sleutels was kwijtgeraakt tijdens mijn hardlooprondje. Uiteindelijk deed zijn woedende vrouw open, schold me de huid vol en wees de weg naar de kroeg waar haar man waarschijnlijk rondhing. Daar trof ik hem gokkend en ladderzat aan bij een flipperkast en dacht: er zijn dus mensen die waarschijnlijk nog eenzamer zijn dan ik. Ik woonde in Chelsea, verdiende fantastisch, had een mooie auto en een eigen secretaresse en leerde veel over status en macht. Maar ook hier zat ik uiteindelijk weer contracten te maken dus heb ik na 3 jaar Londen een jaar onbetaald verlof genomen. Een heel jaar vrij, een heel jaar uitrusten in Amsterdam.”

Dit is de hemel, hier moet ik zijn!

“Na de middelbare school had ik op een kruispunt gestaan: ga ik ‘iets creatiefs’ doen – op school was ik altijd aan het knutselen – of kies ik iets zakelijks om mijn vader trots te maken en te laten zien dat ik dat ook in me had. Het werd de zakelijke kant, ook omdat mijn moeder me op het hart drukte dat ik mijn eigen geld moest verdienen; zij had zoals toen gebruikelijk was, haar baan opgezegd toen ze trouwde. Dat ik zakelijk succesvol kon zijn had ik inmiddels wel bewezen, maar de echte liefde voor een vak ontstond pas toen ik voor een fotocursus in mijn tussenjaar in een doka foto’s stond te ontwikkelen. Ik had echt een gevoel van: dit is de hemel, hier moet ik zijn! Dat gevoel was zo sterk dat ik er verder mee moest. Mijn aanmelding bij de Kunstacademie was tevens een afscheid van IMG en van mijn leven zoals ik dat tot dan toe had geleefd.”

“De academie was wel wennen. Ik wilde alles leren over de techniek: je kunt toch geen mooie foto’s maken als je de techniek niet beheerst? Maar techniek bleek op de academie ondergeschikt aan het leren kijken. Dat is de basis van fotografie, die techniek komt wel. Je moet vooral leren wat je wil maken, je eigen ‘handschrift’ ontwikkelen. De zoektocht naar beeld waar vorm en inhoud van een beeld volledig in harmonie zijn. Dat geeft een warm gevoel, iets heel fysieks, een soort stroomstootje. Heel intuïtief. Het was toen nog belangrijker dan nu om niet zomaar in het wilde weg te schieten, we werkten analoog met negatieven. Pas in de doka ontdekte je wat je had gemaakt. Echt een kwelling: dacht je het perfecte beeld geschoten te hebben, bleek het oog van een portret na het vergroten toch niet volledig scherp te zijn.”

Stage bij de Nieuwe Revue

“Na de academie wilde ik de fotojournalistiek in. Ik had zelfs al een stage geregeld bij de Nieuwe Revue, the place to be voor fotojournalisten. Maar het liep anders, ik werd zwanger. Fantastisch natuurlijk, maar het gooide mijn plannen wel volledig overhoop. Ik ging dus niet naar Irak of in een ander exotisch oord een oorlog of ramp verslaan maar ging zorgen voor mijn zoontje die wat later ook een broertje kreeg. Na vier jaar ‘moederen’ ben ik stage gaan lopen bij Johan Vigeveno, een gerenommeerd fotograaf in die tijd. Moest ik op een mountainbike fotorolletjes rondbrengen en werd ik uitgekafferd door secretaresses. Dat was wel even slikken, stond ik weer helemaal onderaan in de pikorde. Een soort trading places na mijn baan bij IMG. Ik weet niet meer wie het zei, maar als je verandert van vak, duurt het zo’n 10 jaar voor je weer een plekje veroverd hebt. Dat klopt wel ongeveer.”

‘Zeg fotograaf, maak eens een foto van de kat’

“Net als veel andere startende fotografen ben ik uiteindelijk begonnen met huwelijksreportages. Okay, ik zit dan weliswaar niet in Irak om spannende reportages te maken, maar ik kan wel doen alsof die huwelijken wereldevents zijn. Daar heb ik ontzettend veel van geleerd, alles moest in een razendsnel tempo, van buiten naar binnen rennen en alles op negatief. Het moet in 1 keer goed zijn. En dan moet je ook de familie nog ‘managen’. Er is altijd wel een schoonvader die zegt: Fotograaf, kom eens even hier, de kat moet ook nog op de foto. Hoewel je in opdracht werkt, wil je vooral foto’s maken die passen binnen je eigen stramien. Waar ik altijd naar op zoek ging, waren de gebeurtenissen achter de schermen. Dat was mijn thema, daarmee kon ik er iets van mijzelf in leggen. Wat gebeurt er als de moeder om 9 uur ’s morgens stijf van de stress koffie gaat zetten met een verkeerd filter? Dat is volgens mij veel interessanter dan de ceremonie, daar valt fotografisch vaak niet zoveel eer te behalen, die is altijd hetzelfde. Maar die is voor de familie natuurlijk ontzettend belangrijk. Dat geeft een spanningsveld. Vooraf moest ik dus heel duidelijk maken wat mijn aanpak was om teleurstellingen te voorkomen.“

“Opdrachten kreeg ik vooral via een vriendin die prachtige bruidsjurken voor haar well to do klanten maakte. Zo kwam ik in een heel mooi circuit terecht. Financiën waren vrijwel nooit een probleem, heel prettig. Ik maakte series van 20 vergrotingen en 50 kleinere foto’s. Afwisselend statisch en dynamisch beeld, ingewikkeld en rustig. Maar ik werkte me wel over de kop: in het weekend van 9 tot 12 fotograferen en door de week uren in de doca en bruidsboeken maken. Na vijf jaar verloor ik de liefde ervoor. Het was tijd voor wat anders, maar wat? Ik moest wel geld verdienen; het was een slecht jaar op de beurs geweest en mijn spaargeld was grotendeels verdampt.”

Kies 1 stijl

“In een creatief vak heeft iedereen dat volgens mij van tijd tot tijd, dat je iets anders wil maar dat je niet weet wat. Dat is de allerergste tijd. Maar dat niet weten is ondertussen ook de bron voor verandering en geeft de kracht voor een vervolg. Het voelt klote, maar het zorgt er bij mij voor dat er nieuwe ideeën opborrelen. Maar dat zie je pas achteraf. Portretfotografie bleek mijn nieuw pad: het was creatief uitdagend, ik kon mijn klanten meer de baas door zelf te bepalen wanneer ik werkte en had al een studio aan huis. In een masterclass portretfotografie bij Koos Breukel leerde ik om bij een studio-fotoportretten telkens te zoeken naar 1 type portret en daar aan vast te houden. Dus niet 5 verschillende portretten maken tijdens 1 sessie en ook niet nog even een paar foto’s met een ander overhemd in de tuin proberen. Van tevoren precies weten wat voor foto je wilt maken en je te concentreren op de juiste gezichtsuitdrukking. Dat heeft mij enorm geholpen bij het ontwikkelen van een eigen stijl. Waarbij overigens ook mijn voorkeur voor de Hasselblad een belangrijke rol speelde. De lens heeft een soort wollige onscherpte die heel karakteristiek is, geen andere lens heeft dat. Het geeft een hele mooie overgang van lijnen. Dat, gecombineerd met het licht van een zelfgemaakte softbox, vormt de basis van mijn ‘handschrift’.

“Maar de Hasselblad heeft ook een beperking: een rolletje bevat maar 12 foto’s terwijl ik altijd 24 foto’s maak tijdens een sessie. Rond foto 10 heb ik een bepaald ritme ontwikkeld dat ik graag vast wil houden, maar er zijn dan nog maar 2 opnames over voor ik het rolletje moet verwisselen. Een hele uitdaging om dan je ritme vast te houden. Ook voor het model. Hoewel mijn hart bij de Hasselblad ligt is hij niet heilig, Om de klant meer keuze te geven werk ik tegenwoordig veel met de digitale Nikon. De nieuwste Nikon-lens laat meer zien dan je met het blote oog kunt zien. In de nabewerking kan ik oneffenheden en rimpeltjes zachter maken, daar doe je de waarheid geen geweld mee aan. De iets verdergaande retouche doe ik alleen op uitdrukkelijk verzoek van de klant.”

Groepen zijn gelegenheidsconstructies

“Hoewel ik nog lang niet ben uitgekeken op de portretten, maak ik ook steeds vaker autonoom werk. Mijn vrije werk is verhalend en heel persoonlijk, ik doe het eigenlijk vooral voor mezelf. Ik voel mij vooral verbonden met de natuur. Bomen geven mij troost, kracht en een gevoel van vrijheid. Dat gevoel heb ik gevangen in een serie naakten in bossen en oude boomgaarden. Heel kwetsbaar maar beschermd in die veilige omgeving. Menselijk contact, daar worstel ik mee. Vooral in groepen voel ik dat. Volgens mij bestaan er geen groepen waarin iedereen zich altijd echt thuis voelt, het zijn vaak gelegenheidsconstructies voor een tijdelijk gevoel van veiligheid en identiteit. Hoewel ik in Amsterdam-Zuid woon, heb ik nooit het gevoel gehad dat ik daar ergens echt bij hoor. Terwijl ik er zo op het oog vanuit de buitenstaander bezien misschien perfect bij pas. Dat gevoel heb ik gevisualiseerd met een groepsfoto waarop ik, als enige in bikini, tussen een groep vrouwen uit Amsterdam-Zuid sta. Een beetje mijn naked truth over hoe ik me voel. Ik wil er wel bij horen, maar het lukt met niet echt en zodra ik er bij hoor wil ik weer weg. Bijzonder was dat toen we het met alle vrouwen op de foto na de opnames over dit thema hadden, ongeveer de helft van de vrouwen aangaf dat ook zij twijfelden of ze ‘erbij hoorden of dat wilden of dat konden’. De onderlinge verbondenheid en homogeniteit lijkt dus veel minder sterk dan je in eerste instantie verwacht. Het roept ook de vraag op hoe het zit met de rol van die “buitenstaander”. Wordt die ook daadwerkelijk buitengesloten en wanneer gebeurt dit wel en wanneer niet? Mijn plan is nu om dit thema, buitenstaander versus groep, in beeld te brengen door over de hele wereld op het oog homogene groepen vrouwen te fotograferen, met de stille vraag: hoe verhouden de groepsleden zich tot elkaar en tot die eventuele buitenstaander? Zelf sta ik ook (als buitenstaander) op de foto, gekleed zoals ik denk dat ik het beste opga in de groep. Ik heb dat inmiddels met een groep Israëlische en Palestijnse vrouwen gedaan. Hoewel ze een deel van hun identiteit ontleenden aan de groep, bleken ook daar grote onderlinge verschillen te zijn in de mate waarin zij zich wel of niet echt deel van de groep voelden.”

Nieuwe wegen bewandelen

“Als je me vraagt of ik kunst maak, weet ik niet precies wat kunst is. Volgens mij gaat het erom of een foto je aanspreekt, je raakt. En of dat kunst is moet je dan maar voor je zelf bepalen. Er zijn heel veel verschillende makers en gelukkig ook heel veel verschillende kijkers. En ja, ik zou het natuurlijk mooi vinden om in een galerie te exposeren, maar heb tot nu toe nog niet de mogelijkheid gehad me daarop te richten. Met mond tot mond reclame heb ik al wel van mijn vrije werk een aantal van de naakten in de natuur verkocht. Heel bijzonder als mensen ontroerd worden door mijn foto’s en er speciaal voor naar mijn studio komen omdat het thema hen raakt. Je kunt mij niet gelukkiger maken! Ook via mijn website weten mensen mij inmiddels goed te vinden. Met name voor de portretten hebben ze vaak online uitgebreid research gedaan en komen dan bij mij uit; een enorm compliment als je beseft dat het aanbod gigantisch is.”

“Nu mijn zoons op het punt staan te gaan studeren, krijg ik weer ruimte om naast portretfotografie nieuwe wegen te bewandelen. Zo speel ik met het idee om op zaterdagen open galerie aan huis te organiseren en ben ik bezig met een filmdocumentaire over de verhalen binnen mijn familie die nooit echt verteld zijn. Dat is iets wat ik ook wel voor andere families of bedrijven zou willen doen. Al met al genoeg ideeën om de komende jaren hard mee aan de slag te gaan.”