Interview Diederik Six – Voorzitter Icomos Nederland

Bezoek je de site van Six Architects, dan zie je huizen met echte puntdaken, ramen met roeden, veel riet en rode baksteen. Geen modernistische platte daken, grote glaspartijen en betonnen muren, maar traditionele, als huis herkenbare bouwwerken. Zoals de website www.six.nl zegt: 'Building for the future, with respect for the past'. Het is dan ook geen toeval dat Six Architects kantoor houdt op Buitenplaats Doornveld. Sinds Baron Van Nagel - de laatste particuliere bewoner - de deur in 1969 achter zich dichttrok, doet het in eclectische stijl opgetrokken pand dienst als kantoor. Het bloed kruipt waar het niet gaan kan: sinds twee jaar is Six het in de loop der jaren ernstig mishandelde pand stapje voor stapje aan het restaureren.


Diederik Six

Wel een groot pand voor een klein bureau als Six Architects. Ben je bewust zo klein gebleven of heeft de crisis er iets mee te maken?

“Ik heb het bewust klein gehouden. Als netwerkman kan ik altijd opschalen als het nodig is. Door klein te blijven kan ik groot zijn. Daarom heb ik ook weinig last gehad van de crisis die ook onder architecten behoorlijk heeft huisgehouden. Grote bureaus zijn letterlijk gedecimeerd. Al moet ik wel zeggen dat ik ongelofelijke veel geluk heb gehad met een uniek project. Met carte blanche van de opdrachtgever heb ik drie jaar lang aan een privéhuis van 6000 kuub op de heuvelrug gebouwd. En ook het interieur en de tuin voor mijn rekening genomen. Nooit eerder had ik drie jaar een gegarandeerd inkomen.”

Zo’n huis waar je carte blanche voor krijgt, dat klinkt als een soort meesterproef?

“Klopt. Het mooie was dat de opdrachtgever op zoek was naar een echt ’thuis’ voor zijn grote gezin. Het was niet voor de bühne. Met de randvoorwaarden ambacht, kwaliteit en duurzaamheid. Dat betekent bouwen met alleen de beste materialen. Zo kwamen we uit op Macedonisch natuursteen, boekgelegd marmer en kolengestookt baksteen in twee verschillende maten. En een trappenhuis van Frans eiken en ambachtelijk smeedwerk. Steeds op zoek naar hoe het nog beter kan met echte ambachtslieden met liefde voor hun vak. Met een in samenwerking met Villeroy en Boch ontworpen servies als kers op de taart. Veel mooier kun je het als architect niet krijgen.”

Zo’n opdracht lijkt me niet representatief voor het huidige bouwklimaat?

“Nee, het is Hollandse zuinigheid wat de klok slaat. Projectontwikkelaars drukken de prijs en dat gaat ten koste van de kwaliteit. Korte termijn denken regeert. Want wie ziet het of een kozijn in plaats van vier, maar twee keer is gelakt? En of het van waaibomenhout is gemaakt? Offertes worden daarom veel te laag ingezet waardoor je bij iedere bouwvergadering ergernis krijgt over meerwerk. Want het werk moet natuurlijk wel gedaan worden en iemand moet ervoor betalen. Dat zie je helemaal als er een bouwbegeleider wordt ingeschakeld, die moet zijn geld ook terugverdienen. Dus ook hij loopt de boel uit te knijpen waardoor er bezuinigd moet worden op bouwmaterialen en vakmanschap. Wie wordt daar beter van? Ik zeg: ‘Team up!’ Gun elkaar een reëel inkomen, dan krijg je betere resultaten voor een scherpere prijs. En dan blijft de boel een stuk langer staan. Tijdens de crisis in de jaren ’30 konden ze toch ook kwalitatief bouwen?”

Hoe zit dat bij jouw opdrachtgevers, willen zij ook het onderste uit de kan?

“Voor ik ga bouwen heb ik altijd al een behoorlijk voortraject met mijn opdrachtgevers doorlopen. Want als het begin niet goed is, wordt het een tranendal. We gaan altijd eerst samen op speurtocht. Na twee tot drie ontmoetingen weet je wel of we er uit gaan komen of niet. Maar soms kom je in vreemde situaties terecht. Zo werd ik eens gebeld door een vrij daadkrachtige meneer. Zonder te vragen of ik überhaupt tijd had, gaf hij aan dat hij zo bij me langskwam. Even later komt hij met twee lijfwachten in een gepantserde Mercedes voorrijden. Na aan te hebben gegeven wat hij qua huis voor ogen had, vroeg hij mij hoeveel ik dan wel zou gaan kosten. Toen ik aangaf dat dat zo’n drie a vier ton zou zijn, riep hij: ‘Ik geef je een ton’. ‘Mooi’, zei ik, ‘ik heb nog nooit zo’n snelle aanbetaling gehad.’ Ik heb hem nooit meer gezien.”

Waarom werd je architect?

“Ik weet niet meer precies hoe oud ik was, maar op een gegeven moment gingen mijn ouders ons huis in Haarlem verbouwen. Dus kwam er een architect langs. De klank van het woord had iets magisch voor mij. Dat wilde ik ook, hoewel het er eerst niet naar uit zag dat me dat zou lukken, mijn schoolresultaten waren er in ieder geval niet naar. Maar uiteindelijk ben ik via de mavo, de havo en het vwo na 9 jaar middelbare school toch in Delft terechtgekomen waar ik een eervolle vermelding voor mijn eindwerkstuk ontving. Mooi om te zien hoe zoiets kan lopen. Zo had ik een vriend in de brugklas, waarmee ik een wedstrijd deed wie de meeste enen voor Frans had. Hij won met 26 enen en is van privéchauffeur opgeklommen tot directeur van een enorm Frans bedrijf.”

Tijdens jouw studie voerde het modernisme hoogtij in de architectuur. Hoe komt het dan dat jij traditionele huizen bouwt?

“Het gaat mij niet om traditioneel of modern, maar om kwaliteit en duurzaamheid. Daar haal ik mijn voldoening uit. Je bouwt een huis toch ook voor de eeuwigheid of in ieder geval voor een bestendige toekomst. Maar met dat traditionele roeide ik inderdaad wel tegen de stroom in. Misschien komt dat wel omdat ik me tijdens mijn afstuderen en ook daarna veel met de restauratie van oude bouwwerken heb beziggehouden. Zo ben ik afgestudeerd op een kasteel aan de Goudkust in Ghana, het St. George d’Elmina. De Nederlanders hebben het in de 17e eeuw op de Portugezen veroverd en er vervolgens 300 jaar gezeten. Ik kwam er terecht via een klein bericht van het Ministerie van Internationale Samenwerking dat 10.000 gulden beschikbaar stelde voor de forten en kastelen aan de Goudkust. Gewoon toeval dat ik het zag.”

Ben je na je studie direct voor jezelf begonnen?

“Nee, ik ben eerst aan de slag gegaan bij Van Asbeck, het restauratiebureau van paleis ’t Loo. Ik werd binnengehaald als zijn rechterhand met het idee dat ik het op den duur over zou nemen. Maar er waren ook een paar tekenaars met datzelfde idee, dus dat werd niks. Daarna ben ik bij Hofman Architecten gaan werken. Fred Hofman was toen zelf vooral in Japan, waar hij in Nagasaki een Nederlandse, historische stad bouwde. Daarom werd ik als het ware verantwoordelijk voor het verbouwen van The Grand in een hotel. Een bijzondere klus waar ik enorm veel van heb geleerd. Maar ook hele lange dagen en veel overwerk voor weinig loon. Op een gegeven moment dacht ik, hoe moeilijk kan het zijn om dit voor me zelf te doen? Gelukkig had ik nog een opdracht lopen uit mijn tijd bij Van Asbeck; de restauratie van de ijskelder van Huis Doorn. Na 27 jaar zit ik daar nu nog in het bestuur van de stichting.”

Hoe kom je als beginnende architect aan opdrachten?

“Op de een of andere manier overkomt mij dat altijd een beetje. Zo was mijn eerste huis het woonhuis voor de nieuwe burgemeester van Driebergen. Zij vroeg alle architecten uit de omgeving een voorstel in te dienen. Dus ook aan mij, terwijl ik nog nooit een huis had gebouwd. Het moest een bakstenen huis worden met een dak. Iets waar de meeste tot het modernisme bekeerde architecten niet veel mee hadden. Uiteindelijk koos ze voor mij, waarschijnlijk vooral omdat alle andere architecten een huis voor zichzelf gingen bouwen. Mijn gebrek aan ervaring maakte mij beter stuurbaar. Ze moest wel lachen toen bleek dat ik niet eens wist waar ik bakstenen moest bestellen. Het werd uiteindelijk een fantastisch huis van 1800 kuub, met een gecombineerde woon- en werkfunctie. Naast het traditionele uiterlijk was het een van de eerste huizen in Nederland met zonnepanelen. Het staat op m’n site, ik ben er nog steeds trots op.”

Naast je werk als architect ben je voorzitter van de Nederlandse afdeling van Icomos, een adviesorgaan van UNESCO ter bevordering van een internationale uitwisseling van kennis en informatie op het terrein van cultureel erfgoed. Hoe kom je daar terecht?

“Vooral tijdens en in de jaren direct na mijn studie heb ik veel projecten in het buitenland gedaan. Zo heb ik voor het Rotterdamse Institute for Housing Studies in Jemen middeleeuwse (?) gebouwencomplexen opgemeten, een soort douanekantoren waar de karavanen hun goederen oversloegen. Ook toen de binnenstad van Sanaa, de hoofdstad van Jemen, door UNESCO tot werelderfgoed werd uitgeroepen, ben ik die kant op geweest. En omdat ik de enige Nederlandse architect met Jemen-ervaring was, heb ik rond 1990 geadviseerd over het masterplan voor het Nationaal Museum van Jemen. Dit museum was een samenwerking tussen het Directoraat Generaal Internationale Samenwerking en het Koninklijk Instituut voor de Tropen. De Jemenieten wilden er een soort Getty van maken, geen idee was te gek. Uiteindelijk hebben we ons geconcentreerd op de historie van het land met de nadruk op verdwijnende ambachten. Om de ambachtslieden op te sporen ben ik gedurende een periode van zo’n twee jaar een aantal keren het land doorgereisd. Uiteindelijk is er in het Volkenkundig Museum in Leiden nog een expositie geweest van de foto’s die ik tijdens deze reizen nam. Naast mijn restauratiewerkzaamheden in Nederland heb ik dus behoorlijk wat ervaring met cultureel erfgoed in het buitenland.”

Wat is jouw inbreng als voorzitter van Icomos Nederland?

“Toen ik zes jaar geleden voorzitter werd heb ik gedacht: wat gebeurt en nou met de wereld? Er is een enorme bevolkingsgroei, sinds mijn geboorte in ’61 is het faliekant misgegaan. We zijn verslaafd geraakt aan olie en gas en er is sprake van een gigantische vervuiling. Met de klimaatverandering begint het water een groot probleem te worden, de stijging van de waterspiegel bedreigd de delta’s waar vaak miljoenen mensen bovenop elkaar wonen. Water is dus een cruciaal thema voor de toekomst. Maar hoe koppel je water aan het thema cultureel erfgoed? Om een antwoord op die vraag te geven heb ik alle nationale en internationale toppers op water en erfgoed een week lang bij elkaar gebracht in Amsterdam. Hieruit is de beweging ‘Water & Heritage, for the future’ ontstaan. Want voor een goed toekomstig beleid is kennis van het verleden onmisbaar. Had je je watermanagement goed op orde, dan had je te eten en kon je piramides bouwen. Zo niet, dan leed je honger. Dat zijn we in het verwenseizoen met de oliekraan vergeten. Maar dat is nu voorbij, we moeten nieuwe manieren vinden om onze toekomst veilig te stellen.”

Wat doet Icomos concreet op het gebied van watermanagement?

“We hebben recent een boek en een film uitgebracht over de consequenties van de stijging van het waterpeil voor historische bouwwerken in delta’s overal ter wereld. Het is een soort unconvienient truth gericht op watermanagement. Je kunt de film vinden op onze site www.icomos.nl onder water & heritage. Ons werk gaat om bewustwording, ik kan het onderwerp alleen agenderen. Daarom reis ik de wereld af om overheden te informeren en wakker te schudden. Zo was ik laatst in Taiwan om een ‘Water Inheritage Awareness Shield’ uit te reiken voor een oud kanalensysteem. Ook ben ik op uitnodiging van UNESCO naar de Quanats in Iran geweest. Dit is een tweeduizend jaar oud onderaards gangencomplex om water uit de bergen naar dorpen in het droge binnenland te transporteren. Leg je alle gangen achter elkaar dan kom je tot aan de maan! Het systeem is in onbruik geraakt toen het gemakkelijker bleek om grondwater met op olie lopende pompen naar boven te halen. Nu dat op is, zijn er ontziltingsfabrieken zo groot als Rotterdam nodig om voldoende drinkwater te leveren. Ook die draaien op olie: korte termijn denken op z’n best! Een ander schrijnend voorbeeld is Jakarta. De bodem daalt met tien centimeter per jaar terwijl het water stijgt. Al 50 jaar geleden is er een deltaplan ontwikkeld om dit probleem te tackelen, maar daar is nooit iets mee gedaan omdat de politieke noodzaak ontbrak. Nu gaat het helemaal mis. Wij hopen dit weer op de politieke agenda te krijgen.”

Je lijkt weinig vertrouwen te hebben in ons vermogen om van het verleden te leren?

“We hebben met z’n allen geen goed doortimmerd plan voor de toekomst en als we al iets doen, dan houden we ons met de verkeerde dingen bezig. Een spaarlamp levert bijvoorbeeld helemaal geen milieuwinst op ten opzichtte van een gloeilamp. Ook het idee dat de elektrische auto geen uitstoot heeft is onzin, dit gaat alleen maar op als hij op groene stroom rijdt. En wist je dat 17 containerschepen van hier naar China evenveel rotzooi uitstoten als alle auto’s in een jaar? Ook de groene partijen hebben het grote plaatje niet scherp, anders zouden ze toch veel harder aan moeten slaan op het vliegverkeer? Het is toch niet normaal dat je voor 750 euro naar Bali kunt vliegen? Een mooi voorbeeld van dat we ons met de verkeerde dingen bezighouden heb ik overigens aan den lijve ondervonden. Om het hoofdkantoor van Shell – een kantoorgebouw – te mogen verbouwen, moet ik gecertificeerd zijn voor de petrochemische industrie. Je vraagt je echt af waar je dan mee bezig bent.”

Wat kunnen we er volgens jou aan doen?

“We moeten ons eerst de juiste vragen stellen. Via Icomos kom ik nogal wat professoren tegen. Wat mij opvalt is dat als ik ze vraag wat ze hun studenten leren, dat vaak hetzelfde is als wat zij zelf leerden toen ze in de collegebanken zaten. Dat is natuurlijk heel vreemd, de wereld verandert snel. Wat we nodig hebben is een interdisciplinaire benadering van de actuele vraagstukken. Maar als ik ze dat voorhoud, kijken ze geërgerd. Kennelijk zijn we daar nog niet aan toe.”

Nog even terug naar de stand van de Nederlandse architectuur. Hoe zie je de toekomst?

“Sinds 2008 is zo’n 80% van de architecten eruit gevlogen. Nu roept iedereen weer hosanna, maar eigenlijk zitten alleen de regio’s Amsterdam en Utrecht in de lift. Vastgoed is nog steeds besmet. Daarom blijft het prijsniveau voor architecten ook te laag, iedereen duikt om opdrachten binnen te slepen. Er zijn teveel architecten die voor drie keer niks wel een tekeningetje willen maken om hun hoofd boven water te houden. Maar zo red je het niet. Gelukkig ben ik een beetje atypisch, ik maak me geen zorgen, op de een of andere manier heb ik altijd werk.”